Context VN set links: model = Eendragtpolder
Set VN link, Property name = Supercontext, Property VN name = Supercontext
Model link = Eendragtpolder
Result = Dijkvakken Zeeland VN
End Set VN link
Het dijkvak van de Kleine Huissenspolder en de Eendragtpolder ligt in Zeeuws-Vlaanderen ten oosten van Terneuzen, in het beheersgebied van het Waterschap Scheldestromen, tijdens de uitvoering in voormalig Waterschap De Drie Ambachten. Het gedeelte dat is geselecteerd voor verbetering had een lengte van ongeveer 2150 m en besloeg een deel van de Eendragtpolder en het grootste deel van de Kleine Huissenspolder.
Op verzoek van Waterschap De Drie Ambachten zijn aan de buitenzijde van de onderhoudsstrook verhoogde ruggen geplaatst om duidelijkheid te verschaffen voor recreanten.
De landschapsvisie was nog niet ontwikkeld. Ook de visie over flora en fauna was nog niet ontwikkeld, er werd gesteld dar het ontwerp rekening moest houden met de leefomgeving.
De steenbekleding bestaat uit twee gedeelten, met een overgang rond NAP + 3,45m. Het bovenste gedeelte, tussen de berm (op het toetspeil, NAP + 5,7m) en de overgang bestaat uit betonblokken op klei van 0,5m bij 0,5m met een dikte van 0,25 m. De volumieke massa van de blokken is 2300kq/m3. Het gedeelte van de steenbekleding onder NAP + 3m bestaat uit verschillende soorten natuursteen en varieert over de lengte van het dijkvak. Globaal van boven naar beneden gaat het om de volgende typen steen: zuilen van basalt op steenslag, koperslakblokken op steenslag en Doornikse blokken.
Een vrijgavedocument waarin de toetsing door de beheerder was uitgevoerd en beschreven was destijds niet voorhanden. De toetsing werd uitgevoerd door de ontwerper en is weergegeven in de ontwerpnota. De score voor de bekleding van de boventafel was “onvoldoende”, het bovenste gedeelte van de ondertafel was slechts voor een klein deel “goed” en het benedengedeelte van de ondertafel was “onvoldoende”.
De definitieve ontwerpnota was bij aanvang van het werk nog niet gereed. Belangrijke beslissingen zijn tijdens de uitvoering genomen, zoals het plaatsen van blokken boven de berm. Vanwege de tijdsdruk is besloten om het ontwerp voor het hele dijkvak (in verticale en in horizontale zin) te baseren op de zwaarste randvoorwaarde: een significante golfhoogte Hs van 2,8m en een piekperiode Tp van 6,8s. Over een groot deel van dit dijkvak zijn betonzuilen toegepast. Verschillende combinaties van volumieke massa en zuilhoogte zijn mogelijk. Gekozen is voor zuilen met een dikte van 0,35m en een volumieke massa van 2800kg/m3. Deze bekleding wordt aangebracht vanaf de berm op NAP+5,7m tot aan de teenconstructie op NAP-0,5m. Het ontwerp van het meest oostelijke deel beperkte zich tot de boventafel Op een deel van de boventafel zijn blokken op hun kant aangebracht, waar de golfgrootte dit niet toeliet zijn zuilen geplaatst. De lagergelegen basalt was goed getoetst en kon dus blijven liggen. Nog lager op het talud lag een bekleding van koperslakblokken en Doornikse bloksteen. In de ontwerpnota is aangegeven dat dit deel van het talud in aanmerking komt voor een overlaging met breuksteen, maar omdat de dimensioneringsmethode nog niet gereed was, is dit deel uit de ontwerpnota gehouden. In het jaar 2000 is dit deel aangepakt. Tijdens de uitvoering is besloten om vanwege de golfgrootte een groot deel van het bovenbeloop van een bekleding van betonblokken te voorzien: kennisnotitie blokken boven berm.
In 2005 is het project met het overdrachtsprotocol afgerond. Het bleek dat de bekleding boven de berm geavanceerd moest worden getoetst. In een notitie voor de overdracht is de eindconclusie getrokken dat de constructie kan worden goedgetoetst.
De voornaamste problemen tijdens de uitvoering gaan over de wijziging van de randvoorwaarden en de daaruit voortvloeiende veranderingen in omvang en planning van het werk. Zowel de directie als de aannemer hebben hierop voortvarend ingespeeld. De uitvoering heeft hierdoor deels in 1997 en deels in 1998 plaatsgevonden.
De aannemer meldt dat de constructie van de tijdelijke werkweg niet afdoende is vanwege de staat van de ondergrond. Tijdens transporten is gebleken dat de constructie niet sterk genoeg is. De aannemer heeft ca. 1500m rijplaten aangevoerd en gelegd en stelt voor om over het gehele werkvak (incl. op- en afritten) rijplaten aan te brengen. Dit heeft echter financiële consequenties (schatting ca. fl. 150.000,-). De directie gaat i.v.m. de voortgang van het werk en de bereikbaarheid akkoord met het leggen van de rijplaten.
De directie meldt dat het kunststoffilterdoek, onder de glooiingsconstructie, evenwijdig aan het talud in de lengterichting mag worden aangebracht. In het bestek staat vermeld dat het kunststoffilterdoek haaks op het talud (van beneden naar boven) moet worden aangebracht.
De opsluitbanden langs de werkweg, worden in één lijn aangebracht i.p.v. in hoogte verspringend. Om toch een afscheiding tussen werkweg en glooiing te krijgen dienen varkens ruggen aangebracht te worden. Dit was een voorstel van de aannemer. De directie meldt dat deze werkwijze uitvoeringstechnisch makkelijker is en dat de kosten derhalve voor de aannemer zijn. De aannemer zal een afweging maken omtrent de uitvoering van bovenstaande. Wanneer hij voor deze oplossing kiest zal hij een voorstel doen over de toe te passen varkensruggen.
De directie meldt dat op 8 juli 1997 het werk is stilgelegd i.v.m. een wijziging van de constructie. Dit als gevolg van een wijziging in de hydraulische randvoorwaarden. In eerste instantie zou alleen de boventafel vervangen worden, nu zal de gehele glooiingconstructie aangepakt moeten worden. Tussen aannemer en directie is overeenstemming bereikt over het leveren en verwerken van de basalton. Er was nog discussie over de staartkosten. De aannemer heeft hiervoor een gewijzigde aanbieding ingediend. Door de aannemer zal een nieuw tijdschema in worden gediend. Het oude tijdschema (werk gereed op 15 oktober 1997) kan niet meer gerealiseerd worden. Gezien het feit dat de werkzaamheden op 8 juli j.l. zijn stilgelegd, is er niet veel voortgang te melden. Tot en met vak 5 zijn de 9 bovenste rijen blokken dik 0,25 m verwijderd. De blokken dik 0,20 bovenop de berm (5 rijen) zijn over nagenoeg het hele werk verwijderd. Vak 1, 2 en 3 dienen voor 15 oktober 1997 gedicht te worden (nieuwe constructie). Daarnaast dient de bekleding over het gehele werkvak gedicht te worden i.v.m. de veiligheid en de bereikbaarheid. Dus ook de berm. De aannemer zal een voorstel maken waarin hij aan zal geven hoe hij dit denkt aan te pakken.
Op de vorige vergadering was afgesproken dat dit jaar vak 1 t/m 3 zouden worden aangepakt en de rest van het werk volgend jaar. Uit het nieuwe tijdschema blijkt dat het alleen vak 1 (lengte ca. 570m) voor 1 oktober 1997 dicht is. De aannemer dient het verzoek in om tot eind oktober door te mogen werken en vak 1 t/m 3 af te werken. De directie zegt dat de uiterste datum 15 oktober is en dat dan de glooiing helemaal dicht moet zijn. Er mag na 15 oktober ook niet meer aan de berm gewerkt worden. Afgesproken wordt om dit jaar alleen vak 1 aan te pakken. Wanneer de situatie het toelaat zal er meer uitgevoerd worden.
In de ontwerpnota werd de bekleding aangepast tot aan de stormvloedberm. Door de gewijzigde randvoorwaarden werd het noodzakelijk ook boven de berm een harde bekleding aan te leggen. Boven de knik van de berm moeten platte betonblokken of koperslakblokken worden aangebracht. Na het laboratoriumonderzoek van de koperslakblokken wordt besloten wat moet worden aangebracht. De totale breedte van de strook is 6,00m. De koperslakblokken worden eerst in het depot gezet.
Tijdens de uitvoering leek dat sommige (pakketten) zuilen minder goed verdicht waren en daardoor zouden moeten worden vervangen. Deze zuilen zijn in het laboratorium getest. De testrapporten zijn door de aannemer overhandigd. De resultaten zijn voldoende, de kwaliteit valt binnen de marges en er zijn geen verdere acties ondernomen. Ter hoogte van dp 10 is de ondergrond bijzonder slecht. Voor een kraan is het moeilijk om daar te kunnen werken. De ondergrond bestaat uit slappe spier. De aannemer laat de basalt zo lang mogelijk op het talud zitten om als rijbaan voor kranen dienst te kunnen doen. De aannemer vreest dat de kwaliteit van het werk zal lijden onder deze omstandigheden. De directie geeft aan dat bij een dergelijke situatie zoals hierboven omschreven er meer steenslag mag worden verwerkt om de stabiliteit van de glooiing voldoende te waarborgen.
In het boventalud zijn nu ongeveer 1500 m2 vlakke betonblokken gelegd. Echter dit is tot nu toe geen succes gebleken. Het ontgraven gebeurt van onderen af en dat werkt onhandig voor de kraanmachinist. De losse aangevulde grond spoelt weg tijdens een stortbui. Een oplossing zou kunnen zijn om een doek van filamentgaren onder in de ontgraving te leggen met daarover een profileerlaagje van 5 cm. dik fijne kalksteen 0-6. De directie wil een stuk proberen als proef. De kraan mag van het waterschap ook bovenop de kruin van de dijk staan om goed werk te kunnen maken, als die kruin daardoor niet aangetast wordt.
Tot in 1997 was het gebruikelijk om oud materiaal dat niet meer bruikbaar was als taludbekleding te verwerken in de kreukelberm. Omdat bleek dat tijdens de huidige dijkverbeteringen aanzienlijke hoeveelheden bekleding in de kreukelberm zouden terechtkomen is dit beleid veranderd. Er wordt voor aanvang bezien of het wenselijk is om deze materialen in de kreukelberm te deponeren. Om deze andere visie uit te voeren mocht er geen basalt meer in de kreukelberm gedraaid worden. De nu nog in ruggen liggende basalt voor de kreukelberm moet zo blijven liggen zodat deze basalt later eventueel nog met een kraan kan worden opgepakt.
Om het aanbrengen van de platte blokken op het boventalud, die bij hevige regenval naar beneden zakken, te verbeteren heeft de aannemer in overleg met de directie besloten om tegen de onderste blokken een paal ter ondersteuning te zetten. Omdat dit nodig is totdat de platberm met grond is aangevuld kan het een vurenhouten paal zijn. De aannemer is hiermee spoedig gestopt omdat bleek dat het direct aanvullen met grond achter de betonblokken afdoende is. De proef met onder de blokken een vlies van filamentgaren en een laagje van maximaal 5cm split is goed bevallen.
Omdat de dimensionering van blokken boven de berm nog niet tot in detail bekend was, bestond het risico dat deze bekleding onvoldoende zou worden getoetst na oplevering. In een aparte nota is deze toetsing uitgevoerd. Uit deze nota bleek dat de bekleding boven de berm geavanceerd moet worden getoetst. In een notitie voor de overdracht is de eindconclusie getrokken dat de constructie kan worden goedgetoetst.
Context VN set links: model =