Context VN set links: model = Hans van Kruiningenpolder
Set VN link, Property name = Supercontext, Property VN name = Supercontext
Model link = Hans van Kruiningenpolder
Result = Dijkvakken Zeeland VN
End Set VN link
Het dijkvak van de Hans van Kruiningenpolder ligt in het beheersgebied van het Waterschap Scheldestromen, tijdens aanleg lag het dijkvak in Waterschap Het Vrije van Sluis. Het is gelegen aan de zuidzijde van de Westerschelde ten oosten van het dorp Breskens. Het gedeelte dat is geselecteerd voor verbetering heeft een lengte van ongeveer 1140 m en ligt tussen dp 636, de grens met Voorland Nummer Een (oostgrens)en dp 647, de grens met de Elisabethpolder (westgrens).
Om aan de bevolking daadkracht te tonen werden de eerste werken reeds in 1997 uitgevoerd. Om er zeker van te zijn dat de werkzaamheden werkelijk noodzakelijk waren zijn de dijkvakken met zorg uitgezocht. Dit is gebeurd op basis van de toen geldende regels, die als basis dienden voor de eerste scoop van het projectbureau. Er zijn vier trajecten uitgekozen om in 1997 uit te voeren.
Dit dijkvak is een afsnijding van een vroegere bocht in de dijk en vormt daarmee eigenlijk een nieuw poldertje. De naam Hans van Kruiningenpolder is door het Projectbureau Zeeweringen aan dit dijkvak gegeven.
Tijdens het ontwerp was nog niet duidelijk welke mogelijkheden er waren met betrekking tot de toplaag. Dimensionering van blokken op een uitvullaag was nog niet in detail mogelijk. Het ontwerp is gedimensioneerd op basis van voorlopige randvoorwaarden, die later zijn aangepast. De nieuwe golfrandvoorwaarden waren zwaarder, zodat het ontwerp tijdens de uitvoering aanzienlijk is aangepast.
Dit soort zuilen heeft een doorsnede in de vorm van een cirkel. Dit is problematisch in bochten. De gatgrootte wordt dan groter, waardoor inwasmateriaal gemakkelijker uitspoelt. Dit probleem is opgevangen door in bochten kant-sets te plaatsen, met een afgeplat gedeelte.
Lesson learned: Ongelijke afmetingen set betonzuilen
Ongelijke afmetingen set betonzuilen door gebruik verschillende productielijnen
Omdat de hoeveelheid benodigde zuilen niet door de fabriek op korte termijn kon worden geleverd is ter ondersteuning de productie in een andere fabriek opgestart. De blokkensets van de verschillende fabrieken blijken verschillende afmetingen te hebben. Het verschil per set is zo'n 4cm. Door het afzagen van stukken van de onderste blokken wordt een betere aansluiting van de verschillende sets op elkaar verkregen. Een en ander heeft tot een achterstand geleid van ongeveer 5 dagen. De leverancier van de polygoonblokken heeft de fout van de afwijkende maten erkend. De leverancier heeft nu na de proef met afgezaagde blokken een mal gemaakt waar hij de steun sets maakt die nodig zijn voor een goede aansluiting.
Op basis van summiere informatie is geconcludeerd dat een eco-toplaag hier niet noodzakelijk was.
De steenbekleding bestond uit twee gedeelten, met een overgang rond NAP + 3 m. Het bovenste gedeelte, tussen de berm (op het toetspeil, NAP+ 5,6 m) en de overgang heeft een taludhelling van circa 1:4, de bekleding bestond uit betonblokken van 0,5 m bij 0,5 m met een dikte van 0,20m (boven NAP+4,5 m) en 0,25 m (onder NAP+4,5 m). Deze blokken lagen op klei. Beneden NAP + 3 m bestaat de bekleding uit bloksteen van graniet met een dikte tussen 0,25 en 0,30 m. Onder de toplaag lag een profileerlaag van steenslag met sortering 20/40 mm, met een dikte van 0,10 m. De onderlaag van de ondertafel bestond uit mijnsteen.
De gehele glooiing, zowel boventafel als ondertafel, is als 'onvoldoende' beoordeeld. Dit is weergegeven in de ontwerpnota.
In eerste instantie leek de ondertafel te kunnen worden goed getoetst. Na wijziging van de hydraulische randvoorwaarden bleek dat ook de ondertafel vervangen moest worden.
De definitieve ontwerpnota is pas tot stand gekomen nadat het werk was voltooid. Tot kort voor de uitvoering werd uitgegaan van een bekleding van blokken op hun kant. Omdat eerst werd uitgegaan van blokken op geotextiel op klei bleek dit niet mogelijk. Ten tijde van het maken van het definitieve ontwerp was een bekleding van betonzuilen voor het gehele dijkvak de enige mogelijkheid. Op dat moment is daar dan ook voor gekozen. Bij de latere controle bleek, dat betonblokken op een granulaire laag toepasbaar zijn in het onderste deel van de glooiing. Vanwege de kleine afmetingen van het mogelijke vak met betonblokken is gekozen om het lopende bestek te handhaven. Voor de gehele glooiing bestaat het ontwerp dus uit een bekleding van betonzuilen.
In 2000 is de revisie uitgevoerd. De overdracht vond plaats in 2001.
De voornaamste problemen tijdens de uitvoering gaan over de wijziging van de randvoorwaarden en de keuze van het type toplaag. Hierdoor stapelden zich veel problemen op elkaar. Zowel de directie als de aannemer hebben hierop voortvarend ingespeeld.
Tijdens de eerste werkbespreking werd uitgegaan van aanleg van een bekleding op de boventafel van blokken op hun kant op geotextiel op klei.
Voor het verwijderen, kantelen en plaatsen van de blokken is de aannemer bezig met de ontwikkeling van een hydraulische tang. De blokken worden d.m.v. een vacuüm opgenomen, daarna gekanteld en geplaatst. De blokken "vallen" op het doek. De directie vraagt of er bij deze werkwijze beschadigingen aan het doek kunnen optreden. De aannemer geeft aan dat de valhoogte van de blokken gering is (slechts enkele centimeters), waardoor geen beschadigingen zullen optreden. Voor het verwijderen van de blokken gaat de aannemer eerst de glooiing borstelen. Voor het plaatsen zullen de blokken handmatig gereinigd worden.
Voor een deel worden polygoonzuilen toegepast. Van de leverancier is het verzoek gekomen om Hydroblocks te mogen toepassen. Dit zal waarschijnlijk prijsverlagende consequenties hebben. De directie zegt dat de eerste indrukken van de Hydroblocks goed zijn. Echter, door een aantal factoren (o.a. het nog laten uitvoeren van een Deltagoot-onderzoek) kan de directie geen toezeggingen doen over het mogen toepassen van de Hydro-Blocks. De aannemer geeft aan dat hij polygoonzuilen zal vastleggen. Verder vraagt de aannemer of het kunststoffilterdoek in lengterichting aangebracht mag worden i.p.v. haaks op het talud.
Tijdens de tweede werkbespreking werd bekendgemaakt dat de nieuwe randvoorwaarden van het RIZK leidden tot een nieuw ontwerp. Dit heeft tot gevolg dat het hele bestek moet worden aangepast en dat dit in een staat van meer- en minderwerk zal worden vastgelegd. De blokken op hun kant komen te vervallen, deze constructie blijkt in de nieuwe berekeningen niet meer te voldoen. De ondertafel moet ook vernieuwd worden. Conclusie: de gehele glooiing moet vervangen worden over de volle breedte. Dit betekent dat er ook een nieuwe teenconstructie moet. De totale oppervlakte te vervangen glooiing wordt nu ca.25.000m2. Onderin tot maximaal 9.120m2 polygoonzuilen 40cm, 2300 kg/m3. Deze zuilen zijn beschikbaar van het werk "Bestek ZL-4409" bij Terneuzen, waar nu ook andere zuilen aangebracht moeten worden. De rest ± 15.960m2 moeten polygoonzuilen zijn van 35cm, 2600 kg/m3. Deze moeten extra bijbesteld worden. Er mogen geen Hydroblocks worden toegepast.
De directie gaat akkoord met het verzoek van de aannemer om het kunststoffilter in langsrichting op het talud aan te brengen. De overlap 50cm in averechtse dakpanconstrutie. De dikte van de filterlaag is constructief gezien zeer belangrijk. In de praktijk komt, op sommige plaatsen, de dikte van de filterlaag niet overeen met de theorie. De directie vraagt de aannemer hier aandacht aan te besteden
Tijdens de vierde werkbespreking wordt het nieuw bestek in concept aan de aannemer overhandigd. Vanaf het werk in Terneuzen zijn betonzuilen aangevoerd. Deze konden door een constructiewijziging aldaar niet meer gebruikt worden.
Door een probleem met de tang verloopt het aanbrengen van de betonzuilen niet volgens planning. De productie loopt ver achter op de verwachtingen en kwalitatief geeft dit ook enige problemen doordat blokken uit het pakket vallen en daarna met de hand gezet dienen te worden. Aan een oplossing voor het probleem met de tang wordt door de aannemer gewerkt.
De aannemer meldt dat door het toepassen van andere toeslagmaterialen de zuilen met een soortelijk gewicht van 2600kg/m3 rood van kleur zijn.
Tijdens de vijfde werkbespreking komt aan de orde dat op sommige plaatsen in de glooiing van "polygoonzuilen" te grote tussenruimten ontstaan ten gevolge van het verschuiven van de pakketten betonblokken ten opzichte van elkaar. Dit speelt vooral in bochten. De materiaalkeuze "polygoonzuilen" is mede debet aan dit probleem. Alhoewel er getracht moet worden om dit zoveel mogelijk te voorkomen, moet een oplossing gevonden worden deze gaten goed en efficiënt mogelijk op te vullen. In navolging van het werk "Borssele" zal geprobeerd worden de gaten met koudasfalt op te vullen.
Tijdens de zesde werkbespreking wordt de wijze waarop de grote openingen moeten worden aangepakt gewijzigd. Voor het opvullen van de te grote openingen tussen de betonblokken wordt geen koud asfalt gebruikt. Er wordt gekozen voor het opstoppen van de gaten tussen de betonblokken door steenzetters.
Omdat de hoeveelheid benodigde zuilen niet door de fabriek op korte termijn kon worden geleverd is ter ondersteuning de productie in een andere fabriek opgestart. De blokkensets van de verschillende fabrieken blijken verschillende afmetingen te hebben. Het verschil per set is zo'n 4cm. Door het afzagen van stukken van de onderste blokken wordt een betere aansluiting van de verschillende sets op elkaar verkregen. Een en ander heeft tot een achterstand geleid van ongeveer 5 dagen. De leverancier van de polygoonblokken heeft de fout van de afwijkende maten erkend. De leverancier heeft nu na de proef met afgezaagde blokken een mal gemaakt waar hij de steun sets maakt die nodig zijn voor een goede aansluiting.
Tijdens de zevende werkbespreking wordt achterstand geconstateerd bij het inwassen van de bekleding met steenslag. Dit heeft tot gevolg dat op sommige stukken van de glooiing de zuilen iets beginnen te kantelen. Verder kan de holle ruimte onderin de glooiing zich opvullen met zand en slik, hetgeen al is te zien bij de aansluiting op de bestaande glooiing aan de oostkant.
Tijdens de achtste werkbespreking wordt ten aanzien van de filterlaag over de laagdikte opgemerkt om in elk geval nergens onder de minimale laagdikte te gaan en eerder een laagdikte te kiezen die dikker is. Tijdens de negende werkbespreking werd de opmerking om eerder een dikkere filterlaag te kiezen teruggetrokken.
Door diverse oorzaken kwam de planning onder druk. De uiteindelijke omvang van het werk werd veel groter en de productie en aanvoer van de materialen werd problematisch.
Uit de verslagen van de werkbesprekingen blijkt dat er veel problemen ontstonden, die in overleg werden opgelost, waardoor de meeste werkzaamheden binnen de gestelde termijn werden afgerond.
Context VN set links: model =