Context VN set links: model = Kop van Ossenisse
Set VN link, Property name = Supercontext, Property VN name = Supercontext
Model link = Kop van Ossenisse
Result = Dijkvakken Zeeland VN
End Set VN link
Het dijktraject langs de Nijs- en de Hooglandpolder, ook de Kop van Ossenisse genoemd, ligt ten oosten van Terneuzen, en viel onder het beheer van het Waterschap Zeeuws-Vlaanderen, dat nu deel uitmaakt van Waterschap Scheldestromen. Dit dijktraject heeft een lengte van circa 3,2 km. Buiten de dijk ligt een diepe geul, het gat van Ossenisse, die door twee nollen en een aantal strekdammen op afstand van de dijk wordt gehouden. Tussen de nollen liggen hoge slikken, met een breedte van circa 300 m.
Bijzonderheden:
In de landschapsvisie wordt geadviseerd om aan te sluiten op de reeds verbeterde dijkvakken aan beide zijden van het huidige traject. De continuïteit wordt daarmee belangrijker geacht dan de landschappelijke wens om een donkere ondertafel en een lichte boventafel aan te brengen. Een groot deel van de basaltbekleding van de ondertafel kan echter worden behouden zodat daar wel een donkere ondertafel aanwezig blijft.
In de detailadviezen wordt de aanwezige vegetatie geïnventariseerd, zowel boven als in de getijzone. Op basis hiervan wordt een advies gegeven over de soort nieuwe bekleding die moet worden toegepast om na aanbrengen de mogelijkheid te bieden om minstens eenzelfde vegetatie mogelijk te maken. Later is een aanvullende advies gegeven, dat nodig was in het kader van de Flora en fauna wet en de Vogel en Habitat richtlijn. Omdat een groot deel van de basalt is goed getoetst en niet behoefde te worden vervangen is het niet nodig om op die locaties het schor te verstoren.
Tijdens de informatie bijeenkomst over de werkzaamheden aan het dijkvak werden vragen gesteld over de afsluiting voor verkeer op de werkweg tussen de nollen. Het antwoord hierop luidde dat dit voor de vogelpopulatie een zeer belangrijk gebied is en dat er tijdens de voorbereiding voor was gekozen om dit deel af te sluiten. Een onderliggend discussiestuk “fauna en natuurregelgeving” doet recht aan deze keuze.
Voordat een project kan worden aangemeld in het kader van een mer procedure en voordat vergunningen kunnen worden aangevraagd, wordt door het projectbureau een planbeschrijving opgesteld. Deze wordt door het waterschap aan de provincie verzonden. Een mer procedure is niet nodig en de goedkeuring in het kader van de Wet op de waterkering wordt verleend.
Ter voorbereiding van een aanvraag in het kader van de Natuurbeschermingswet wordt een passende beoordeling opgesteld. De aanvraag wordt door het waterschap verzorgd. Bij het afgeven van de vergunning worden voorwaarden gesteld die er zorg voor dragen dat milieueffecten zo veel mogelijk worden beperkt. Naast deze aanvraag speelt een aanvraag voor uitbreiding van de recreatieparken. De voorwaarden die hiervoor worden opgesteld sluiten aan bij die voor de dijkverbetering.
Parallel aan deze passende beoordeling wordt in het kader van de Flora- en faunawet een soortenbeschermingstoets uitgevoerd. Op basis van de mitigerende maatregelen die in de Soortenbeschermingstoets worden genoemd is geen ontheffing nodig in het kader van de Flora en faunawet.
Om omwonenden en andere belangstellenden te informeren over de werkzaamheden, verspreidt het projectbureau een huis-aan-huiskrant in het voorjaar en in het najaar.
Om er zeker van te zijn dat op het gebied van communicatie alle benodigde acties worden ondernomen wordt een communicatieplan opgesteld.
De uitbaters van beide recreatieparken worden door het projectbureau al begin 2008 op de hoogte gebracht van de plannen.
Op 13 januari is er een informatie bijeenkomst over de werkzaamheden aan het dijkvak. De aannemer is hierbij aanwezig. Er wordt uitleg gegeven over het werk en er worden vragen beantwoord.
Langs en ten noorden van de Nijspolder lagen in de ondertafel van de dijk en in het lagere deel van de boventafel grote vakken met basaltzuilen, waarvan de bovenste rand was ingegoten met asfalt. Op één locatie was een strook met granietblokken aanwezig. Ten zuiden van de Nijspolder was de bekleding van de ondertafel een lappendeken van basaltzuilen, Doornikse steen, Vilvoordse steen, Petit graniet, Diaboolblokken, koperslakblokken en andere bekledingselementen. Delen van de lappendeken waren ingegoten met asfalt. Op de boventafel van de dijk en op het begin van de berm was een asfaltbekleding aangebracht, die deel uitmaakte van de oorspronkelijke Deltaverzwaring. Op één locatie werd de asfaltbekleding onderbroken door een smalle basaltstrook. Het overige deel van de berm en het bovenbeloop waren met klei en gras bekleed. De berm begon op circa NAP + 6 m.
De toetsing is al in 2002 uitgevoerd door het waterschap, hieruit bleek dat een groot deel van de basalt goed getoetst kon worden, de overige gezette bekledingen moeten worden vervangen. De toetsing van de gezette bekledingen is door het projectbureau in twee rapporten gecontroleerd.
De toetsing van de hoger gelegen asfalt is gecompliceerd. In 2004 is de problematiek rond de asfaltbekleding aangepakt. Deze is onderworpen aan een onderzoek door KOAC-NPC. Op basis van enkele monsters zijn de benodigde vermoeiingsparameters bepaald. Hiermee kunnen berekeningen op golfklappen worden uitgevoerd. De uitkomst was dat de bekleding moet worden afgekeurd. Wellicht waren sommige delen beter en zouden kunnen worden goedgekeurd. Door het projectbureau is de conclusie getrokken dat de asfaltbekleding moet worden afgekeurd. Naast de resultaten van KOAC-NPC waarbij met veel moeite wellicht enige delen te behouden zouden zijn speelde visuele inspectie (glooiing en boorkernen) een rol. Het asfalt bestond uit twee lagen die als zodanig dienen te worden beschouwd, de aanhechting was onvoldoende. Verder speelde de leeftijd van de bekleding (meer dan 30 jaar) mee om het advies om de bekleding af te keuren te onderbouwen.
De vrijgave heeft in twee fasen plaatsgevonden. In het Ambtelijk overleg is beslist om de asfaltbekleding tegelijk met de vervanging van de steenbekleding mee te nemen, gelet op de risico's op beschadiging tijdens de verbetering van de ondertafel en kostenbesparing in de uitvoering. In de rapportage aan het Hoofdkantoor zal dit als een scopewijziging worden gemeld.
Voor het ontwerp geldt dat uit de toetsing is gebleken dat grote delen van de basaltbekledingen kunnen worden gehandhaafd. De overige bekledingen moeten worden verbeterd.
Eind 2004 zijn de hydraulische randvoorwaarde in detail aangepast. Op grond van deze zwaardere randvoorwaarden is de toetsing van de gezette bekledingen nogmaals uitgevoerd. Dit gaf de uitkomst dat een paar eerder goedgekeurde dijkvakken toch dienen te worden verbeterd.
De afgekeurde stukken van de ondertafel worden voorzien van een overlaging van gepenetreerde breuksteen, afgestrooid met lavasteen, voor een klein deel met betonzuilen. Het detailadvies natuurwaarden gaf ecozuilen aan, bij nader inzien is dit niet noodzakelijk, omdat daar wel schorplanten voorkomen maar geen wieren worden verwacht. Het geactualiseerd advies luidt: betonzuilen zonder ecotoplaag.
De boventafel wordt volledig bekleed met betonzuilen. Het overlagen van de boventafel met waterbouwasfaltbeton is niet gewenst. De bestaande bekleding bestaat uit een onderlaag van grindasfaltbeton en een bovenlaag van waterbouwasfaltbeton. Gebleken is dat beide lagen niet aan elkaar hechten. Ter plaatse van de nollen wordt een verborgen glooiing aangelegd van net asfalt gepenetreerde breuksteen.
De toetsgroep is inmiddels akkoord gegaan met het voorgestelde ontwerp.
Nadat het werk gereed was, is door het waterschap Zeeuws Vlaanderen een toetsing uitgevoerd. Inmiddels is een nieuwe versie van Steentoets verschenen. Het projectbureau heeft de toetsing opnieuw uitgevoerd en op basis van deze resultaten is geconcludeerd dat dit dijkvak goed is en kan worden overgedragen. Hierna is het daarbij behorende protocol ondertekend.
Dit bestek wijkt in belangrijke mate af van de traditioneel door de Rijkswaterstaat te gebruiken activiteit- of productgerichte bestekken. In het kader van innovatief aanbesteden wil de Rijkswaterstaat het bedrijfsleven op andere wijze betrekken bij het realiseren van projecten ten behoeve van de Nederlandse infrastructuur. Door de toepassing van andere contractvormen dan de traditionele wenst de Rijkswaterstaat het bedrijfsleven bij de uitvoering van werken in staat te stellen tot het doorvoeren van product- en procesinnovaties. Bij een evaluatie aan het einde van het werk geeft de aannemer aan dat hij het vreemd vindt dat sommige hoeveelheden wel worden genoemd in het bestek en dat de rest moet worden uitgezocht door de aannemer. De aannemer geeft aan dat wat beheersing betreft bij de aannemer de communicatie tussen het kantoor en het werk kan worden verbeterd. Door de directie wordt aangegeven dat alles er op papier netjes uitziet, wat de kwaliteitsgegevens betreft, maar het vertrouwen moet groeien of alles wat in de keuringsplannen en checklijsten staat werkelijk wordt gemeten. De aannemer geeft aan dat er wel degelijk buiten wordt gemeten, maar sluit niet uit dat het wel eens voorkomt dat het een papieren sessie is.
Voor de aanleg van passeerplaatsen op de transportweg ten behoeve van het Project Zeeweringen "Kop van Ossenisse" wordt een apart bestek opgesteld.
Tijdens het uitvoeren van het werk stuit de aannemer op zaken die niet in het bestek konden worden voorzien. Het gaat dan om de aansluiting op vorig werk, het verbeteren van de draagkracht van de ondertafel door het verwijderen van de slappe grond en het aanbrengen van klei en mijnsteen onder de nieuw aan te leggen bekleding, het leveren van extra klei en herstel van kapotgereden asfalt op de transportroute (werkweg Molenpolder). Ook is over het deel tussen de strekdammen de toplaag van de onderhoudsweg gewijzigd van asfaltbeton naar Open steenasfalt.
Tijdens het afstemmingsoverleg geeft de aannemer aan dat er in het dijkvak een zinker (kabel) aanwezig is. Na overleg met kabelbeheerder blijkt deze niet meer in gebruik te zijn.
De aannemer mag er vanuit gaan de WAB glooiing niet teer houdend is. De aannemer zou de Waterbouw Asfalt Beton die van de glooiing komt graag willen hergebruiken als funderingsmateriaal voor het onderhoudsstrook. Na intern beraad deelt de directie mee dat dit niet wordt toegestaan. In het begin was het niet duidelijk hoe de asfalt moet worden afgevoerd, per schip of per as. In eerste instantie werd dit per schip afgevoerd. De ontvanger kan echter geen brokken verwerken die groter zijn dan een halve meter. Hierdoor is de afvoer gestagneerd. De aannemer onderzoek de mogelijkheid om zelf asfalt te gaan breken op het voormalig veerhavenplein Perkpolder. De directie geeft aan dat dit vergunning plichtig is en dat de aannemer deze vergunning dan ook moet aanvragen.
De ecoloog van het projectbureau geeft uitleg over de mitigerende maatregelen. Er zijn diverse vergunningen van toepassing, waaronder de NB-wetvergunning. In het kader van deze wet en de flora en faunawet zal de aannemer o.a. moeten zorgen dat voor 15 maart alles kort gemaaid is om het broeden van vogels te voorkomen. Tevens wordt de aannemer erop gewezen dat hij binnen de werkgrens blijft. Deze is in veel gevallen maximaal 15 m gerekend vanaf de teen van de dijk. Hierop zal door de handhavers zeker worden gecontroleerd. Tevens dienen de mitigerende maatregelen voor de depots te worden nagevolgd.
De aannemer wil in plaats van fosforslakken gebroken betonpuin toepassen onder de onderhoudsstrook wat afkomstig is van het slopen van de oude Veerfuik te Perkpolder. Dit is voor de directie geen bezwaar. Wel dient de aannemer hiervoor een afwijkingsrapport in te dienen.
De aannemer geeft aan dat er nog schapen op de dijk lopen. Omdat een langsafzetting ontbreekt kunnen deze schapen op het werk lopen. De aannemer zal een tijdelijke afrastering plaatsen.
De strekdam zal wat worden opgehoogd zodat ook bij hoog water breuksteen kan worden gelost en worden getransporteerd.
De oude uitwateringssluis is niet meer in gebruik en zal deels worden volgestort met beton. Om een goede aansluiting met de oude constructie te verkrijgen zal het betonoppervlak worden gebouchardeerd (ruw gemaakt).
De directie wijst er op dat de gepenetreerde breuksteen ter plaatse van het stand niet afgestrooid dient te worden met lava om de badgasten niet te hinderen.
De directie meldt dat ter plaatse van de teenconstructie en overgangsconstructie de palen niet goed in één lijn staan waardoor de bandenlijn gaat slingeren. Daarnaast staan tevens de banden niet goed te lood waardoor de zuilen niet in de juiste stand tegen de band komen. Na deze opmerking heeft de aannemer meer aandacht aan dit detail besteed.
Een aantal geplaatste betonzuilen is beschadigd, vaak is de kop van de zuil er deels af gesprongen. De aannemer heeft contact opgenomen met de leverancier. Deze heeft een eigen onderzoek uitgevoerd waarvan een rapportage is verschenen, er zijn geen afwijkingen geconstateerd. De directie geeft aan dat de beschadigde zuilen dienen te worden vervangen. Dit is bij de aannemer duidelijk.
Tijdens dit werk is de onderhoud strook van de Molenpolder gebruikt als transportweg. Het asfalt is over grote lengte beschadigd en het talud van betonzuilen verzakt. Deze schade is als meerwerk hersteld.
Er is een audit gehouden door de aannemer. Het viel de directie op dat op dat moment iedereen met een helm op aan het werk was en daarna niet meer. De aannemer geeft aan de binnen het draaibereik van de kraan het verplicht is een helm te dragen, maar dat een heleboel mensen hier een hekel aan hebben, vandaar dat de helm snel weer afgaat. De aannemer zal hier nogmaals zijn aandacht op vestigen middels een toolboxmeeting.
De directie deelt mee dat er een handhaver van de provincie op het werk is geweest. De handhaver kreeg in eerste instantie de indruk dat de werkgrens plaatselijk niet gerespecteerd is. De directie heeft de handhaver uitgelegd dat, voor het bepalen van de werkgrens, uitgegaan wordt van de ligging van de teenconstructie . De handhaver had gemeten vanuit het punt waar het afgewerkte schor aansluit op de glooiingsconstructie.
In de eindfase van het werk heeft een inspectie plaatsgevonden om te bezien of de ecologische aspecten voldoende zijn ingevuld. Tijdens deze inspectie zijn twee onderwerpen aan bod geweest, de oplevering van de werkstrook en de oplevering van de betonzuilen. Van de werkstrook kan worden verwacht dat door inwerking van het getij binnen een jaar de invloed van het werk niet meer zichtbaar is. Over de betonzuilen werd opgemerkt dat niet overal voldoende inwassing was geconstateerd. Dit punt was al bekend bij de directie en behoorde tot de nog te verbeteren aandachtspunten.
De directie is tevreden over de wijze waarop het werk is uitgevoerd en de wijze hoe er door de aannemer in het begin van het werk met enkele punten van kritiek is omgegaan. Daarnaast loopt de aannemer voorop wat betreft het gebruik van GPS en de daaraan gekoppelde (kwaliteits)registraties. Het eindresultaat mag zeker gezien worden.