Set VN link, Property name = Context, Property VN name = Context
Model link = PBZ onderzoek en innovatie Rijke Dijken
Result = PBZ onderzoek en innovatie VN
End Set VN link
Set VN link, Property name = Produces, Property VN name = Produces
Model link = PBZ onderzoek en innovatie Rijke Dijken
Result =
End Set VN link
Set VN link, Property name = Consumes, Property VN name = Consumes
Model link = PBZ onderzoek en innovatie Rijke Dijken
Result =
End Set VN link
Set VN link, Property name = Part of, Property VN name = Part of
Model link = PBZ onderzoek en innovatie Rijke Dijken
Result = PBZ onderzoek en innovatie VN
End Set VN link
Set VN link, Property name = Instance of, Property VN name = Instance of
Model link = PBZ onderzoek en innovatie Rijke Dijken
Result =
End Set VN link
Set VN link, Property name = Concerns, Property VN name = Concerns
Model link = PBZ onderzoek en innovatie Rijke Dijken
Result =
End Set VN link
Dijken zijn ‘harde’ kunstwerken die het achterland beschermen tegen overstromingen. Uitgangspunten bij het ontwerp van nieuwe steenbekleding zijn veiligheid en praktische bruikbaarheid. Bij projectbureau Zeeweringen werd vanaf 2006 wordt ook gekeken naar de ecologische werking.
Project Rijke Dijken onderzoekt de mogelijkheden tot verbetering van de ecologische waarde van harde steenbekleding. Vaak zijn relatief eenvoudige aanpassingen mogelijk binnen de beperkingen van de primaire functie en van wet- en regelgeving. Rijke Dijken hebben een positieve invloed op het watersysteem en op de ecologie. Projectbureau Zeeweringen maakte eind 2009 een filmpje over Rijke dijken.
Wanneer bij het werken aan dijken rekening wordt gehouden met ecologie, is het nodig een goede afweging te maken tussen veiligheid en natuur. Ontwerpers en ecologen zitten niet vanzelfsprekend op een lijn. Er is dus afstemming nodig en vaak hebben ontwerpers aanvullende informatie nodig van ecologen. Projectbureau Zeeweringen koos ervoor om ontwerpers en ecologen intensief te laten samenwerken.
Bij de dijkversterking van de Koude- en Kaarspolder in 2008 werd voor het eerst in Nederland gewerkt met de aanleg van poelen en geulen, ook wel getijdenpoeltjes of eco-bassins genoemd. De getijdenpoeltjes zijn gevormd door een mix van grote en kleine stenen en waterdicht gemaakt met gietasfalt. Hierdoor ontstaan prima schuilplekken voor kleine diertjes die op hun beurt weer als voedsel dienen voor talrijke vogels.
Op de dijk zijn over een lengte van 1,5 kilometer poelen en geulen gecreëerd in de teenbestorting (kreukelberm) onder aan de dijk. Er zijn tien kleinere poelen gecreëerd met een lengte van 1,2 meter en twee grotere van 2,2 meter. De kreukelberm ligt ter hoogte van de laagwaterlijn. Als het vloed is, liggen de poelen en geulen onder water. Bij eb blijft er een laagje water achter. Dit is waardevol voor wieren en allerlei diertjes zoals steur en aasgarnalen, sponzen, zakpijpjes, visjes en krabbetjes, die zich hier thuis voelen.
Monitoring
Monitoring van de poeltjes wijst uit dat ze significant meer soorten bevatten dan de omliggende stenen van de kreukelberm. Er groeien allerlei verschillende kleuren wieren en er komen verschillende soorten sponzen voor. Ook steur- en aasgarnalen, sponzen, zakpijpen, visjes en krabbetjes voelen zich er thuis. De poelen zijn een goede schuilplaats voor jonge vis, steurgarnalen en krabben. Het watervasthoudend vermogen van de poeltjes maakt het mogelijk voor deze dieren om ook tijdens laagwater in deze zone te overleven. Vogels profiteren hier bij laagwater volop van mee en weten de poeltjes te vinden om een garnaaltje te pikken. Uit de monitoring blijkt dat de poeltjes mogelijk voordelig zijn voor Natura 2000/Kader Richtlijn Water; bijvoorbeeld voor sommige rode lijst vogelsoorten (bv Steenlopers).
Lessons Learned
Op een paar punten zijn verbeteringen mogelijk. Ten eerste waren er problemen met de aanleg van de poeltjes binnen de toegestane vijf meter van de kreukelberm. Er bleken enorme hoeveelheden gietasfalt nodig te zijn om de poeltjes goed waterdicht te krijgen. Hierdoor zijn ze ondieper geworden dan de bedoeling was. Ten tweede vangen de poeltjes slib, hetzij in kleine hoeveelheden. In een volgende ontwerp dient hier rekening mee te worden gehouden.
Bij de versterking van de dijk langs de Stormesandepolder in 2010 werden twee extra maatregelen getroffen:
Het gebied waar de poelen werden aangelegd viel niet binnen de bestaande kreukelberm. Het was van zeer beperkte ecologische waarde en bestond voornamelijk uit hard substraat in de vorm van rondslingerende stenen van verschillende grootte en hield op geen enkele manier water vast tijdens laagwater. De stenen waren dan ook niet begroeit met algen en wieren, maar vormden voornamelijk een goede ondergrond voor vestiging van de Japanse oester. Daarnaast kwamen er veel alikruiken voor.
De beperkte diversiteit werd mogelijk veroorzaakt door de geëxponeerde ligging: de impact van golven, stroming en wind is erg groot. Op het oog leek er weinig water te worden vastgehouden op de hogere delen. In combinatie met de geëxponeerde ligging kan dit leiden tot extreem droge condities. Dit is een beperkende factor voor de vestiging van wieren en algen vormen. In de oesterputten, waarin een laagje water bleef staan, groeiden wel een paar wiersoorten. De aanleg van watervasthoudende poelen zou een positief effect hebben op de diversiteit aan soorten in dit gebied. Daarnaast zou het in ieder geval de landschappelijke aantrekkelijkheid bevorderen.
Zandvang
Het strandje van Wemeldinge en de ondiepe vooroever vormen een beschermzone vormen voor de primaire waterkering. Het strand nam echter in omvang af en moest regelmatig gesuppleerd worden door de gemeente. Om zandhonger te voorkomen en verdere afkalving van het strand te vertragen, legde het projectbureau een zandvang aan: een dammetje aan het oosteinde van het strand.
Duiklocatie en cultuurhistorie
De dijk tussen Kattendijke en Wemeldinge had als bijkomend aandachtspunt dat het een van de populairste duiklocaties in de Oosterschelde betreft. Vanwege de oude oesterputten, speelde het behoud van cultuurhistorisch erfgoed ook een rol.
Een van de poelen heeft een educatieve functie gekregen. Deze poel is gemaakt vlak bij een camping. Een informatiebord geeft duidelijkheid over wat er in de poel kan worden aangetroffen.
In 2011 werd bij de dijkversterking van Polder Schouwen ter hoogte van de Flaauwersinlaag een dam aangelegd bij een oude dijkval uit 1953. Doel was de ontwikkeling van een getijdepoel, een foerageergebiedje voor vogels. Daarnaast zou het een lokale bijdrage leveren aan de stabilisatie van de zandhonger in de Oosterschelde.
Achter twee strekdammen lag een slikplaat die tussen 1999 en 2009 zo’n 25 cm in hoogte was afgenomen en vrijwel niet meer droog kwam te liggen bij laagwater. Tussen de strekdammen werd een drempel aangelegd met oude steenbekleding uit het dijktraject (Vilvoordse steen en basalt) en zandige klei. Op die manier ontstond een schuilplaats voor o.a. kreeften.
Zand
Oorspronkelijk was het de bedoeling om ook vrijkomend zand uit het dijktraject aan te brengen achter de nieuwe dam. Het zand was echter van onvoldoende kwaliteit (veel veen). Pas in 2012, tijdens de dijkversterking van de Oesterdam Zuid, kwam geschikt zand vrij. In totaal werd met vrachtwagens zo’n 1000 m3 vanuit de Oesterdam naar Polder Schouwen gebracht. Het werd aangebracht over een lengte van 300 meter, een breedte van 4 meter en hoogte van 80 cm. Het slik kwam daarmee uit op een hoogte van N.A.P.
Bij Ouwerkerk liggen negen betonnen bakken van ±3m x 1,5m x 0,40m in de kreukelberm. De betonbakken liggen enkele meters uit elkaar, op dezelfde hoogte in de getijdezone. Ze liggen vrij hoog in de getijdezone en vallen bij afgaand tij snel droog en overspoelen bij opkomend tij pas bij een hoge getijdestand. Sommige van de bakken zijn voorzien van houten bedekkingsplaten, die er voor zorgen dat een gedeelte van de bak verduisterd is. Andere bakken zijn voorzien van een afwateringsdrempel, die aan de landzijde of soms ook aan de zeezijde ligt. De aankleding van de bakken is willekeurig; soms zijn er veel stenen aangebracht, soms weinig en ook varieert per bak de grote en/of soort. Er is weinig gebruik gemaakt van poreuze stenen.
Projectbureau Zeeweringen legde deze experimenteerlocatie in 2009 (dijkversterking Polder Vierbannen) aan in overleg met HZ Delta Academy. Studenten en onderzoekers voerden regelmatig metingen uit. Daarbij werd gekeken naar de mogelijkheden voor plant- en diersoorten om zich te vestigen op de natte delen van dijken en zo de natuurwaarde van het gebied te herstellen en te verbeteren.
Resultaten
Uit monitoring bleek dat een duidelijke ecologische meerwaarde van de bakken t.o.v. de directe omgeving kon niet worden vastgesteld. Wel was in de periode van onderzoek, in een aantal bakken jonge spiering binnen gezwommen. Hierop werden veelvuldig jagende visdiefjes waargenomen, die handig profijt maakten van dit heldere ondiepe water; ook in andere getijdenpoelen werd dit later waar genomen.
Poeltjes De meerwaarde van deze bakken ligt duidelijk op het educatieve vlak. Ze zijn makkelijk te overzien en gemakkelijk en ‘comfortabel’ te inventariseren. Het educatieve karakter van de bakken zou versterkt kunnen worden door de bakken van verschillende bekleding te voorzien. Momenteel is veelal gewerkt met harde (beton)steen. Sommige bakken zouden ingericht kunnen worden met Vilvoordse zandsteen, anderen met baksteen, dakpannen of een andere, bij voorkeur, poreuze steensoort. Ook zou meer variatie kunnen worden aangebracht qua plaatsing in de getijdezone, zodat de bakken onderling van elkaar gaan afwijken qua diversiteit aan zeeleven. Juist de eenduidige vormgeving maakt deze bakken hiervoor geschikt.
De nieuwe betonzuilen die bij dijkversterkingen worden geplaatst, zijn in de basis hard en vlak. Hierdoor kunnen wieren en andere waterplanten er niet goed op hechten. Het projectbureau paste daarom vanaf het eerste dijktraject in 1997 (Borsselepolder Oost) speciale materialen toe ter bevordering van de natuur. Hiervoor maakte het gebruik van onderzoeksresultaten uit de eerste Dijktuin die in 1992 door Rijkswaterstaat was aangelegd op de Neeltje Jans en waarop verschillende materialen waren onderzocht.
Bij dijktraject Borsselepolder Oost werden ecozuilen toegepast op de gehele boventafel en een deel van de ondertafel: nieuwe betonzuilen met een zogenaamde ecotop. Er waren bedenkingen over de uitloging van de ecotop van kalksteen en/of lavasteen. Advies was dan ook om hier aanvullend onderzoek naar te verrichten.
Ecotop van basalt
Op sommige dijktrajecten werden ecozuilen toegepast met een laagje basaltsplit. In eerste instantie werd dit gedaan vanwege het visuele aspect. Veel Zeeuwse dijken kenmerken zich traditioneel door basaltblokken. Door de dijkversterkingen ging deze uitstraling veelal verloren. Om het oorspronkelijke licht/donker-landschap zoveel mogelijk na te boosten, werd een betonzuil ontwikkeld met een laagje basaltsplit. Na toepassing van deze ecotop in proefvakken, bleek basaltsplit ook geschikt als ondergrond voor bepaalde zoutminnende planten, vooral groefwier.
Ecotop met lavasteen
Om aangroei op de nieuwe betonzuilen te bevorderen, hebben waterplanten water en grip nodig. Lavasteen is ruw en kan water vasthouden. Dat maakt het tot een ideaal bouwmateriaal voor de eco-toplaag. Het merendeel van de eco-toplagen is dan ook uitgevoerd in lavasteen.
Productieproces
Het aanbrengen van een ecotop vraagt om een extra handeling in het productieproces: na vervaardiging van de betonzuil moet een laag split worden aangebracht. Dit is arbeidsintensief en duur. Haringman Betonwaren onderzocht daarom in opdracht van Zeeweringen of een geschikte eco-zuil geproduceerd kan worden zonder die extra stap. Als proef werden betonzuilen voorzien van verschillende soorten kuiltjes. Deze kuiltjes kunnen, net als lavasteen, het water vasthouden, wat aangroei mogelijk maakt. De kuiltjes worden direct tijdens het produceren van de betonzuilen in de betonzuilen aangebracht. De University of Applied Sciences bedacht verschillende patronen en vormen. Deze werden eerst kleinschalig getest en daarna op de dijk bij Sint Annaland.
Eco-Hillblock
In 2012 paste Zeeweringen voor het eerst reguliere Hillblocks toe bij de dijkversterking van de Stavenissepolder. Vanwege het afwijkende productieproces (de zuil wordt in twee helften geproduceerd) was op deze betonzuil geen toplaag mogelijk. Omdat een eco-variant van het Hillblock wel wenselijk was, verzocht het projectbureau producent Martens de mogelijkheden te bekijken van een alternatieve samenstelling van de hele betonzuil. Dit zou ook een ruwere bovenkant moeten opleveren. Het eco-Hillblock werd in 2015 toegepast bij dijktraject Burghsluis en in de proefopstelling geplaatst in Sint-Annaland voor ecologisch onderzoek. Beide vakken worden gemonitord.
In 2007 werd aan de buitenzijde van de westelijke havendam van het haventje Ellewoutsdijk een proefvak aangelegd van C-star. De C-star was een nieuw type betonzuil ontwikkeld door Shell en Heijmans, gemaakt van C-fix (Carbon Fixation), een restproduct uit de petrochemie. In het proefvak werden direct vier eco-varianten toegepast:
Het proefvak lag relatief hoog in de getijdezone en strekte zich uit tot boven de hoogwaterlijn. De bovenste één tot twee zuilen werden met gietasfalt overgoten. Van 2008 tot 2010 werd bekeken welke variant ecologisch gezien het meeste opleverde. De belangrijkste onderzoeksresultaten waren:
De C-Star werd door Zeeweringen alleen in een proefopstelling gebruik, nooit als definitief product.
Gietasfalt is glad en hard: een bijna onmogelijke ondergrond voor wieren en waterplanten. De voorwaarden voor begroeiing van dijkbekledingsmateriaal zijn:
In de zone boven gemiddeld hoogwater is het belangrijk dat er mogelijkheden zijn voor aanhechting voor wieren. Vooral holten, spleten en een ruw oppervlak om sediment vast te houden zijn hier van belang.
Afstrooien
Om de mogelijkheden te onderzoeken voor het begroeibaar maken van gietasfalt, werd in 1997 in de Dijktuin op Tholen een proefvak aangelegd met een vol-en-zat penetratie (breuksteen met gietasfalt), afgestrooid met een laag lavasteen. Onderzoek wees uit dat afstrooien meerwaarde had, mits er zoveel mogelijk onregelmatigheden gecreëerd werden: in de holtes konden organismen zich vestigen. Afstrooiing van een vol-en-zat penetratie had dan dezelfde ecologisch waarde als een niet vol-en-zat penetratie (‘schone koppen’).
Het projectbureau experimenteerde daarna met verschillende afstrooi-materialen: breuksteen, betonpuin, lavasteen, kalksteen. In proefvakken bij Hansweert (dijktraject Voorhaven Hansweert, 2006) werd de ondertafel versterkt met breuksteen en gietasfalt en afgestrooid met breuksteen (proefvak 1), lavasteen (proefvak 2) en gebroken beton (proefvak 3). Lange termijn monitoring (rapport uit 2012) wees het volgende uit:
Betonpuin viel later als optie af vanwege de vele fysische verontreinigingen.
Een grote uitdaging bij het afstrooien is timing: wanneer de afstrooiing te vroeg wordt aangebracht, zakt het weg in het warme asfalt; te laat zorgt ervoor dat het niet hecht en dus wegspoelt. Lavasteen scoorde hierbij als beste: doordat het licht is, zakt het niet snel weg. Bovendien geven de hoge porositeit en hoge wateropname wieren de grootste kans op vestiging.
[invoegen foto] Borstelen
Zeeweringen experimenteerde daarnaast met het ruw afwerken van breuksteen met gietasfalt door middel van schoonborstelen. Tijdens de uitvoering van dijktraject Zuidwatering bij Vlissingen in 2002 voerde de aannemer een proef uit met het borstelen van de nieuwe glooiing. Een grote staalborstel werd gemonteerd op een kraan en zo werd het net-ingegoten breuksteen schoongepoetst. Doel was om de bovenste laag asfalt eraf te borstelen, zodat de breuksteen bloot kwam te liggen. Het idee was goed en in feite werkte het ook. De uitvoering was echter zeer arbeidsintensief en veroorzaakte veel rommel door rondvliegend asfalt en stenen.
Schone koppen
In de dijktuinen werd niet onderzocht wat het effect was van het voldoende laten uitsteken van breuksteen boven het gietasfalt, de zogenaamde ‘schone koppen’. Langs de Oosterschelde lagen echter voldoende locaties met een dergelijke constructie. Bureau Waardenburg onderzocht deze in 2005 in opdracht van Rijkswaterstaat Zeeland. Conclusie was dat hoe meer schone koppen er zijn, hoe groter de bedekking met wieren en andere waterplanten en des te groter het aantal soorten. Aanbevolen wordt dan ook om, als deze constructie verkozen wordt, te streven naar een zo groot mogelijk aandeel schone koppen.
In 2015 richtte de Delta Academy een proefvak in bij dijktraject Zuidhoek Zierikzee om onderzoek te doen naar afstrooien van gietasfalt met verschillende soorten schelpen. Meer informatie en onderzoeksresultaten staan onder Building for Nature
- Update -
In september 2016 bleken de eerste duidelijke verschillen in de begroeiingen van de afstrooiingen. Vooral grove lavasteen liet op het eerste gezicht een relatief hoge diversiteit zien. Bij klein lavasteen en kokkels was de bedekking erg goed. Kaal gietasfalt en Elastocoast bleven vooralsnog achter in de ontwikkeling.
Om de relatie tussen begroeiing en steenbekleding te onderzoeken, werd in 1991 een eerste Dijktuin aangelegd, op Neeltje Jans. Hier werden tien proefvakken aangelegd, met materialen die toen relevant. waren. De onderzoeksresultaten werden verwerkt in adviezen aan beheerders en fabrikanten van steenbekledingen. Het resultaat was dat er nieuwe steentypen verschenen en andere manieren van dijkbeheer.
Daarop ontstond de behoefte de nieuwe ontwikkelingen te toetsen op hun waarde voor de begroeiing. Het idee voor een tweede Dijktuin was geboren. Dit tweede experiment was een initiatief van Rijkswaterstaat en waterschap Zeeuwse Eilanden. Het doel was kennis te vergaren van de waterstaatkundige en ecologische waarde van de diverse bekledingen, terwijl er aanvankelijk ook een studie werd beoogd naar de milieukundige aspecten van de constructies. In 1997 werden zes proefvakken aangelegd van de volgende materialen:
In het onderzoek was tevens een aantal referentievakken betrokken. Het onderzoek werd uitgevoerd door Bureau Waardenburg.
In de periode 1998 - 2003 werd een monitoringprogramma uitgevoerd, waarin de verschillende proefvakken elk jaar drie maal zijn onderzocht. De onderzoeksresultaten staan in deze rapporten:
De volgende partijen werken samen aan Rijke dijken:
Daarnaast zijn bij verschillende projecten ook nog deze partijen betrokken: