Context VN set links: model = Paviljoenpolder
Set VN link, Property name = Supercontext, Property VN name = Supercontext
Model link = Paviljoenpolder
Result = Dijkvakken Zeeland VN
End Set VN link
De waterkering langs de Paviljoenpolder is ca. 4,3 km lang en is gelegen aan de zuidzijde van Zuid Beveland tussen de Belgische grens en Bath. Het beheer was in handen van het Waterschap Zeeuwse Eilanden, dat nu deel uitmaakt van Waterschap Scheldestromen.
Bijzonderheden:
In het voorlopig advies over de landschapsvisie, gebaseerd op een eerdere versie van het ontwerp, wordt verzocht om de waterbouwasfalt met een licht getinte splitlaag af te werken. In het detailadvies wordt teleurgesteld gereageerd op de nieuwere versie van het ontwerp waarin koperslakblokken in het bovenste deel van de ondertafel zijn vervangen door betonzuilen. Naar aanleiding van dit detailadvies worden betonzuilen met antraciet zwarte toplaag toegepast.
In een detail advies wordt aangegeven op welke locaties waardevolle begroeiing kan ontstaan. Op die locaties wordt aangegeven dat daar een bekleding moet komen die groei van deze vegetatie bevordert. Voor het deel bij Bath worden ecozuilen aanbevolen. Omdat de steenbekleding achter het schorretje luwer is gelegen, volstaat hier een 'open' constructie zonder ecotoplaag (basaltzuilen, betonzuilen, open steenasfalt).
De planbeschrijving is een samenvatting van het ontwerp en hieronder liggende studies. De planbeschrijving bevat de nodige informatie waarop inspraak en besluitvorming kan plaatsvinden. Het plan wordt door de provincie goedgekeurd in het kader van artikel 7 van de Wet op de waterkering
Door het Projectbureau is aan de gemeente Reimerswaal gevraagd of er een aanlegvergunning vereiste is voor dijkverbeteringsplannen in de Paviljoenpolder. Deze is niet nodig, zo blijkt uit het antwoord van de gemeente.
Een particulier doet zijn beklag over de manier waarop vrachtverkeer, dat transporten naar het werk uitvoert, zich over de weg verplaatst. Het waterschap ontraadt wielrijders om gebruik van de transportroute te maken tijdens werkuren.
Voordat het plan ter inzage wordt gelegd is een korte samenvatting van de verbeteringswerken opgesteld. Ook de bevolking wordt uitgenodigd om tijdens een informatieavond op de hoogte te worden gebracht van de komende werkzaamheden. Een particulier doet zijn beklag over de manier waarop vrachtverkeer, dat transporten naar het werk uitvoert, zich over de weg verplaatst. Het waterschap ontraadt wielrijders om gebruik van de transportroute te maken tijdens werkuren.
In de bestaande situatie bestond de basis van de dijk uit zand, die afgedekt was met een ca. 80 cm dikke laag mijnsteen tot een bepaalde hoogte, en daarboven met een kleilaag van ongeveer dezelfde dikte. De ondertafel van bijna het gehele traject was bekleed met koperslakblokken tot ca. NAP+2,5 m. Hierboven lagen tot bermniveau (op ca. NAP + 6,2 m) betonblokken (voornamelijk Haringmanblokken en blokken met vellingkant). Naar de zuidgrens toe lag de bekleding tot een steeds verder oplopend niveau verborgen onder een hoog voorland, tot aan ca. NAP+5 m over de laatste 350 m tot aan de grens met België. Boven dit voorland lag een bekleding van Doornikse steen en een klein vakje stortsteen.
Tot nu toe werd de toetsing van de oude bekledingen uitgevoerd door het Projectbureau Zeeweringen. Vanaf 2001 lag het in de bedoeling dat het Waterschap dit ging doen. Omdat er in de beginperiode twijfel was over de juistheid van de resultaten van deze toetsingen werd er door het projectbureau veel waarde aan gehecht dat er een kwaliteitscheck werd uitgevoerd door de Dienst Weg- en Waterbouwkunde. Hieraan is in een DWW notitie aandacht besteed. De toetsing is door het Waterschap Zeeuwse Eilanden uitgevoerd conform de Leidraad Toetsen op Veiligheid. Daarbij is rekening gehouden met de aspecten beheerdersoordeel, afschuiving, materiaaltransport, stabiliteit toplaag onder golfaanval en reststerkte. In de eenvoudige en/of gedetailleerde toetsing is het grootste deel van de bekleding als 'onvoldoende' beoordeeld; daarnaast kreeg bijna de gehele bekleding van koperslakblokken het predicaat 'twijfelachtig'. Nadat deze toetsing heeft plaatsgevonden is deze door het Projectbureau bezien. De toets van het waterschap kan op onderdelen worden verbeterd, maar de algemene indruk is goed. Naar aanleiding van nieuwe inzichten is de toetsing nog een keer uitgevoerd en gecontroleerd. Voor de bekleding waaraan in de gedetailleerde toets nog werd getwijfeld heeft het projectbureau een geavanceerde toetsing uit laten voeren. Deze bestond uit het doen van trekproeven, om een beroep te kunnen doen op inklemming. Op basis van deze proeven kon een inklemfactor gelijk aan 2,5 worden bepaald, die inmiddels is vastgesteld door de TAW. Hieraan ten grondslag liggen diverse notities van de Werkgroep Kennis. Met toepassing van deze inklemfactor kan de bekleding van koperslakblokken tot een bepaald niveau gehandhaafd blijven. Omdat de dichtheid van de blokken bij de bepaling van dit niveau een belangrijke rol speelt, is deze met een groot aantal proefnemingen nader onderzocht. Hieruit bleek dat voor de dichtheid van de betreffende koperslakblokken een waarde gelijk aan 2600 kg/m3 aangehouden kan worden. Op basis hiervan zijn uiteindelijk de grenzen tussen de 'onvoldoende' en de 'goed' gebieden vastgesteld.
Voordat met het ontwerp werd begonnen zijn de randvoorwaarden geoptimaliseerd. Voor het zuidelijke deel van dijkvak 70 (paviljoen polder), direct tegen de Belgische grens, ligt een stuk hoog voorland. Dit voorland (met maximale hoogte van NAP+5m) is niet in rekening gebracht bij het bepalen van de golfrandvoorwaarden voor dijkbekledingen langs de Westerschelde, Door het projectbureau Zeeweringen is verzocht de invloed van het voorland alsnog mee te nemen in de golfrandvoorwaarden voor dat dijkvak. Vanaf de Belgische grens wordt het eerste deel van 365 m een groene dijk met een talud van 1:9 die aansluit op het schor. Over de verdere dijkstrekking blijft een strook koperslakblokken gehandhaafd, waardoor bijna niet in het schor hoeft te worden gewerkt en er geen nieuwe teenconstructie nodig is. Op het eerste deel worden blokken op hun kant gezet en daarboven betonzuilen met antraciet zwarte toplaag. Op het volgend deel worden gelijksoortige betonzuilen aangebracht boven de koperslakblokken tot NAP+3,00 m, hierboven komt waterbouwasfaltbeton in de boventafel. Op het onderste deel ligt de asfalt op mijnsteen, hiervoor is de exacte dimensionering nog niet mogelijk. Er wordt kennis verzameld met een dynamische plaatbelastingproef. Ook zijn er doorlatendheidsmetingen uitgevoerd om te achterhalen of er eventueel wateroverdrukken onder de asfalt kunnen ontstaan. In het oorspronkelijke ontwerp was het hoger gelegen deel van de waterbouwasfaltbeton direct gelegen op klei. Dit is volgens de vigerende leidraad een goede oplossing, maar de toetsgroep had er bezwaar tegen. Daarom is het ontwerp gewijzigd, over de gehele kleioppervlakte wordt een minimaal 10 cm dikke laag betonpuin 0/40 mm aangebracht waarbij wordt opgemerkt dat deze aanvulling met betonpuin niet zorgt voor het ontstaan van wateroverdrukken onder de bekleding. Van het laatste stuk is de ondertafel gelijk aan het naastliggende deel, de boventafel heeft een bekleding van betonzuilen met een eco toplaag. Een latere wijziging betreft de hoogteligging van een deel van de berm en een uitbreiding in lengterichting. Het ontwerp voor het in 2002 nog uit te voeren gedeelte is getoetst aan de nieuwste inzichten met betrekking tot zeespiegelstijging. Daarom zal de berm, die tussen dp 25+50 en dp 43 ontworpen was op NAP+ 6,55 m worden verhoogd naar NAP+7,10m. De extra zeespiegelstijging heeft in het oostelijke reeds gemaakte traject geen invloed, omdat daar de oorspronkelijke en de nieuwe berm hoger liggen dan in het westelijke traject. De bovenrand van de berm ligt daar ruim boven NAP+7,10 m. Tevens wordt het werk verlengd tot aan de dijkshoek bij dp 44+75. Hoewel de hydraulische randvoorwaarden daar iets lichter zijn dan in het aansluitende vak is voor eenzelfde constructie gekozen. Met name speelde daarbij een rol dat het traject landschappelijk deel uitmaakt van de Paviljoenpolder. Omdat daar in de ondertafel een bijzondere betonzuil wordt toegepast (toplaag antraciet-zwart) ontstaat nu één geheel zonder overgangsconstructies of materiaalwijziging. Ook de boventafel wordt doorgetrokken in eco-zuilen.
Voordat het werk wordt overgedragen aan het waterschap wordt een revisie toetsing uitgevoerd door het waterschap. Hieruit blijkt dat alle nieuwe bekledingen kunnen worden aanvaard. De nieuw aangebrachte bekleding van de Paviljoenpolder (bestek ZL-5112) is volledig goed getoetst. Hiermee is het traject gereed voor overdracht aan de beheerder.
In 2007 heeft de overdracht plaatsgevonden met ondertekening van het overdrachtsprotocol.
De melding aan de Directie Zeeland in het kader van het Bouwstoffenbesluit betreft het vervangen van de glooiingconstructie ter plaatse van de Paviljoenpolder is daar op 5 april ontvangen. In beide meldingen staat dat het werk zal aanvangen op 1 april 2001 hetgeen inhoud dat er te laat gemeld is! Ingeval van "eigen werk" dient dit 2 dagen voor aanvang gemeld te worden bij de directeur-generaal van Rijkswaterstaat in Den Haag. Om een dergelijke melding tijdig in Den Haag te doen zijn, dient deze minstens 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden in Middelburg te zijn zodat er tijd genoeg is om de melding te behandelen en ter goedkeuring door te sturen naar Den Haag. Ook ontbreken er kwaliteitsverklaringen van de te gebruiken materialen. Zolang deze er niet zijn kan er niet gemeld worden naar Den Haag.
De overgangsconstructie is niet stabiel en moet over een lengte van 200 m worden opgebroken en teruggeplaatst op een 10 cm dikke filterlaag van steenslag 4/20 mm op geotextiel (type 1). De aansluiting tussen koperslakblokken en overgangsconstructie moet opgevuld worden met fijne breuksteen 30/60 mm en ingegoten met asfaltmastiek. Over dit probleem is een drietal korte notities geschreven. Voorts is er een tekort aan vlakke betonblokken 20 en 25 cm. De tekortkomende betonblokken worden vervangen door betonzuilen. Er zijn slechte plekken in het waterbouwasfaltbeton waargenomen. Deze zullen voor de winter worden dicht gespoten en afgestrooid met brekerzand. De slijtlaag zal volgend jaar worden aangebracht. Op de groene dijk worden Ritter grasplaten aangebracht. De proeven met grasplaten in Saefthinge" wijzen uit dat dit een goed berijdbare constructie is.
De financiële consequenties van het aanpassen van de hoogte van de berm in verband met de gewijzigde randvoorwaarden zijn op 50000 gulden begroot.
In verband met aanpassingen van het ontwerp waardoor reeds gemaakt werk is opgebroken en ten gevolge van een uitbreiding waardoor het werk in zijn totaliteit toeneemt, verzoeken wij u om een termijnverlenging van de tijdsbepaling tot 1juli 2002. De oplevering wordt met een maand uitgesteld, hiervoor is toestemming verleend.
Om mogelijke schade te voorkomen wordt met bedrijven waarvan bekend is dat ze kabels en leidingen hebben die in de waterkering liggen contact gezocht. Vaak komen reacties binnen over de exacte ligging en de wijze waarop het werk kan plaatsvinden zonder schade aan te richten.
Context VN set links: model =